Sluipend multipel myeloom (SMM)

De definitie van sluipend multipel myeloom (SMM) werd in 2014 aangepast. Er moet sprake zijn van de volgende twee criteria:

1. De aanwezigheid van monoklonale proteïne in serum (IgG of IgA) bij een concentratie van ≥30 g/l of monoklonale proteïne in urine ≥500 mg/24 uur en/of 10-60% plasmacellen in het beenmerg (BMPC)

2. De afwezigheid van aan myeloom gelinkte symptomen (waaronder een betrokken/niet-betrokken Freelite vrije lichte keten in serum (FLC) ratio van ≥100 of amyloïdose

Het wordt aanbevolen om FLC-serum op de basislijn te meten bij alle SMM-patiënten om risicostratificatie mogelijk te maken.

Een zeer ongebruikelijk serum FLC-ratio op de basislijn, staat in verband met een aanzienlijk risico op actief myeloom (MM).

Asymptomatische patiënten met een betrokken/niet-betrokken serum FLC-ratio van ≥100*, in samenhang met ≥10% plasmacellen in het beenmerg of biopsie-bewezen plasmacytoma, worden thans ingedeeld als patiënten die MM-behandeling nodig hebben.

*de betrokken Freelite concentratie moet ≥100 mg/l zijn